Vandaag volg ik een repetitie met de leerlingen van het CLW. De twee meisjes krijgen elk een monoloog en repeteren de tekst in onder aparte begeleiding. Daarbij wordt stevig gehamerd op het navolgen van de correcte volgorde, intonatie en uitvoering van de tekst.
Ze vertrekken van het verhaal van Ariadne en de Minotaurus, waarbij de begeleiders (Thijs en Annelore) samen met de meisjes hebben gereflecteerd over thema’s als moederliefde of het gebrek daaraan, over vormen van liefde en de Minotaurus als bastaard geboren uit de liefde tussen de koningin en de stier. Ze denken na over de betekenis van een monster en hoe iemand zo wordt, kan een monster ook onschuldig zijn?
De taal van de liefde is een blijvend onderzoek, ze is misleidend en bedriegt. De meisjes zullen uiteindelijk met drie het personage van Ariadne vertegenwoordigen en zo de gelaagdheid van het verhaal laten zien. Tijdens de repetitie worden ze uitgedaagd om met de tekst te spelen in verschillende emoties, ik zie een Ariadne die lacht om de dwaasheid van de liefde en een Ariadne die raast uit onbegrip. De wissels tussen geluk en kwaadheid, zoeken het randje van de waanzin op. Ariadne is ook het meisje dat liefde zoekt bij haar moeder, die als een ijskoningin voor zich uit kijkt en elke vraag om tederheid van zich afduwt.
De meisjes zullen uiteindelijk met drie het personage van Ariadne vertegenwoordigen en zo de gelaagdheid van het verhaal laten zien.
Haar moeder laat lege plaatsen achter in de ruimte.
Daar waar haar handen in het niets grijpen,
zoeken ze steeds naar nieuwe vormen.
Zelfs de lucht houdt meer van haar
dan haar moeder ooit zal.
De vraag om een onmogelijke liefde
is dwingend en laat nooit los.
De vraag om liefde is nooit genoeg.